M
- majeurklok zie grote terts-klok.
- mal
zie sjablone
- mantel
De vuurvaste contramal van de buitenzijde van de te gieten klok. De afbeelding
toont de mantel hangende boven een kern.
- materiaaldemping
zie inwendige demping.
- matrijs
Houten of metalen matrijs waarin letters of versieringen in spiegelschrift zijn
uitgesneden zodat de wasafdrukken die daarin gemaakt worden, als positief tevoorschijn
komen.
- meetrekkende veer zie compensatieveer
- melodisch gelui
Twee of meer luidklokken die een diatonische reeks vormen, bijvoorbeeld c - d - e. Er
bestaan ook harmonische geluien.
- metaalkammetje
zie gietkammetje.
- metaalkwart
zie secundaire slagtoon.
- middengat
Gat in het midden van de kop van een klok zonder kroon. Door dit gat wordt de ophangbout
gestoken.
- middentoonstemming
Stemming die gekenmerkt wordt door het feit dat vier kwinten gelijk zijn aan twee
octaven (2400 cents) plus een reine grote terts (386 cents). Een middentoonkwint is
derhalve 696½ cents. De navolgende kwinten worden volgens die waarde voor
muziekinstrumenten met vaste tonen gekozen: es - bes - f - c - g - d - a - e - b - fis -
cis - gis. Het interval gis - es wordt wolfskwint
genoemd. In feite is het een verminderde sext.
- mixtuurtonen
De partialen hoger dan de partiaal het octaaf. Ze dragen bij aan
de klankkleur van de klok.
- model
Hieronder verstaat men doorgaans de uitwendige vorm van een klok.
Zie aldaar en ook onder profiel
- mond
De open onderkant van een klok.
- mondingeffect zie bim-bam.
- muziekband
zie speelband.
N
g
- nachtuitschakeling
Het uitschakelen van het automatisch spel
gedurende de nacht.
- niet-octaafklok
Klok waarin het interval grondtoon - slagtoon geen octaafinterval is. De
bekendste typen zijn de sext-, septiem- en noonklok.
- noonklok zie niet-octaafklok.
- nootje
Stift die in de speeltrommel wordt gestoken met
als doel tijdens het ronddraaien van die trommel een tuimelaar te laten kantelen waardoor
de speelhamer omhoog getrokken wordt om
vervolgens tegen de klok te vallen. Zie afbeelding.
- notenbak
Een houten bak waarin de nootjes gesorteerd bewaard worden.
O
- octaaf zie octaafklok.
- octaafklok
Een klok waarvan de laagste vijf partialen de
relatieve reeks c1 - c2 - es2 - g2 - c3 vormen. Deze partialen dragen de eigennamen
grondtoon, priem, kleine terts, kwint en octaaf. De slagtoon van deze klok is c2 die
echter niet identiek is aan de priem c2. Vooral in luidklokken
kunnen grote afwijkingen tussen de partialen voorkomen, in het bijzonder voor de priem,
tot meer dan een halve toon. Zie ook niet-octaafklok. Boven
het octaaf bevinden zich de minder belangrijke partialen, gewoonlijk volgens de toonreeks
e2 - f2- - f2+ - g2 - a2 - b2 - c3+. Hierin staat - voor een kleine verlaging en + voor
een kleine verhoging. Deze boventonen worden achtereenvolgens genoemd grote deciem, eerste
undeciem, tweede undeciem, duodeciem, grote tredeciem, grote kwartdeciem en dubbeloctaaf.
- octaafregel
zie slagtoon.
- oefenklavier zie studieklavier.
- omzetten
Het door elkaar mengen van het gesmolten brons in de oven, van vormmateriaal enz.
- onderzetting zie krukluidas.
- ontzweven
Het aanbrengen van verticale groeven aan de binnenkant van de klok teneinde een
asymmetrie in de omtrek te corrigeren en daardoor een zweving in een bepaalde partiaal te elimineren. Ontzweven geschiedt vrijwel
uitsluitend voor de grondtoon.
- open klokkenkamer
Een klokkenkamer die volledig open is, bijvoorbeeld een lantaarntoren.
- opflikken
Het schoonmaken en herstellen van de binnenwand van de oven.
- ophangbout
IJzeren bout waaraan een klok wordt opgehangen.
- opkomer
Een ontluchtingskanaal op de klok dat groter in doorsnede is dan de windpijp en
dat geacht wordt de nog vloeibare klok in de gietvorm tijdens het stollen van extra brons
te voorzien.
- opschrift zie randschrift.
- opstoten
Als gevolg van gassen in het brons het met kracht uit de vorm drijven van kleine
hoeveelheden vloeibaar brons.
- orgelpedaal
zie Hollands pedaal.
- orkestklok
Een meestal dunne klok die de echte klok op het concertpodium moet vervangen.
Ook gebruikt men wel een klokplaat.
- overzettuimelaar
Een tuimelaar die ervoor zorgt dat de richting waarin een draad loopt, parallel
verplaatst wordt.
- oxide-insluiting
Onregelmatige insluitingen van koperoxiden maar ook wel van slakken. Zie afbeelding.
P
- partiaal
zie boventoon.
- patina
Koperoxides en andere chemische verbindingen met het koper uit het brons die
een beschermende doorgaans groene laag over het oppervlak vormen. Bij klokken springt die
laag er door de trillingen in de klokkenwand regelmatig af.
- polen
Met een groene, bij voorkeur verse berkenstam door het gesmolten brons roeren. Daarbij
komen waterstof, waterdamp en koolwaterstofverbindingen vrij die een sterk reducerende
werking op eventueel aanwezige koperoxiden hebben. Bovendien kunnen door de heftige
beroering waarin het bad raakt, slakken en andere ongerechtigheden naar boven komen.
- ponsapparaat
Een apparaat waarmee in de speelband de
gaatjes geponst worden overeenkomstig het patroon van de muziek.
- poreusheid
Een concentratie van vele kleine gietgallen. Zie afbeelding.
- priem
zie octaafklok.
- primaire slagtoon
zie slagtoon
- principe van de dynamische gelijkvormigheid
Indien een klok in al haar afmetingen f maal zo groot wordt gemaakt als een andere klok,
zal die klok een frequentie bezitten die 1/f maal zo klein is als die andere.
- profiel
Een tekening van de doorsnede van de klok, strikt genomen de halve doorsnede. De afbeelding geeft de benamingen van de verschillende onderdelen.
- profielprogressie
De relatieve toename van de wanddikte van klokken uit een beiaard naarmate ze hoger van
toon worden. De afbeelding geeft twee klokken met dezelfde
toonhoogte. De grote, dikwandige klok werd ten opzichte van de kleine klok aan een flinke
profielprogressie onderworpen.
- pythagoreïsche stemming
Een stemming waarbij de kwinten uit de reeks es - bes - f - c - g - d - a - e
- b - fis - cis - gis een waarde hebben van 702 cents hetgeen overeenkomt met een
frequentieverhouding van 3/2.
R
- rakelijzer
Een rechthoekig omgebogen stuk ijzer aan een lange houten steel dat dient om het
smeltbad om te roeren, af te schuimen enz.
- rammel
zie speeltrommel.
- randschrift
Een tekst die geheel of gedeeltelijk rondom de klok loopt, doorgaans op de
bovenflank maar dikwijls ook in de faussure.
- randversiering
zie sierrand.
- reactiekrachten
Horizontale en verticale krachten die tijdens het luiden van de klok op de toren
worden uitgeoefend.
- rechte luidas
Luidas waarvan het draaipunt juist boven de kroon ligt. De onderzetting is daarom nul. Bij
een goed gedimensioneerde luidklepel wordt de klok in haar uiterste stand aan de bovenkant
getroffen. Zie afbeelding. Zie ook krukluidas.
- reine stemming
Stemming waarbij de frequentieverhouding tussen twee diatonisch tonen door gehele
getallen bepaald wordt, bijvoorbeeld een kwint c - g met 3/2.
- rektrilling
Indien een staaf op de kopse kant wordt aangeslagen en derhalve een longitudinale
trilling tot stand komt, spreekt men van een rektrilling omdat geen buigingen optreden,
zoals bij een buigtrilling, doch uitsluitend rek.
- repetitieveer
Veer achter de klepel die de klepel na aanslag onmiddellijk weer terugtrekt zodat
snel repeteren mogelijk is.
- retrograde luidsysteem
Een luidsysteem met een krukluidas en een luidklepel waarvan het draaipunt zoveel lager ligt, dat
die van een contragewicht kan worden voorzien. Het effect is dat de klepel, ondanks de
krukluidas, niettemin vliegend is. Zie de afbeelding.
- rib
Na het voltooien van de kern wordt ten behoeve van de valse klok de klokdikte van de
houten sjablone weggenomen. Dit stuk lijkt bedrieglijk
veel op een rib.
- rijzelen
Het korrelig worden van de vormwanden, bijvoorbeeld van het kernoppervlak.
- ruststand
Bij het wisselluiden staan de klokken die
op hun beurt moeten wachten met de mond naar boven gericht, dus op de
kop.