- bandspeelwerk
Een apparaat waarin ten behoeve van het automatisch spel de speelbanden worden afgedraaid. - beiaard
Een reeks klokken van tenminste 11/2 octaaf waarop met de hand dan wel automatisch muziek kan worden gemaakt. Ook wel genoemd carillon of klokkenspel. Een kleinere reeks heet voorslag. - beiaardier
Een musicus die de beiaard bespeelt en de automaat regelmatig van nieuwe melodieën voorziet. - beiaardklok
Klok uit een beiaard. - beiaardklavier
Klavier van waaruit de <href="woboek/wo_bo_1.htm#beiaardier">beiaardier de klokken van de beiaard bespeelt. Dit klavier heeft dezelfde indeling als een klavier van een orgel of piano. De toetsen zijn echter ronde houten stokken die met licht gebalde vuist omlaag worden geslagen waardoor via een mechanische verbinding (tuimelaar- of>broeksysteem) de klepel naar de klok wordt gedreven. De chromatische toetsen liggen iets hoger en zijn iets korter dan de diatonische. - beieren
Ritmisch klankspel op een aantal stilhangende luidklokken waarbij de klepels waaraan touwen zijn bevestigd door de beierman bediend worden. Soms wordt er een zeer primitief klavier bij gebruikt. De afbeelding geeft een Russisch-orthodoxe monnik die grote en kleine klokken op verschillende manieren bespeelt. Nog een afbeelding. - bijenkorfmodel
Een klokmodel dat sterke gelijkenis bezit met een bijenkorf. - bel
Doorgaans een kleine, dunne klok met geen of zeer weinig versiering. Gewoonlijk is een bel uit messing gegoten en bovendien gepolijst. - bim-bam effect
Het feit dat een luidklok met de mond naar de luisteraar een hoger klinkende klankkleur (bim) bezit dan wanneer de luidklok van de luisteraar is afgewend (bam). Ook wel ding-dong genaamd. Het verschijnsel wordt het mondingeffect genoemd. - binnenmal zie sjablone.
- bladveer zie hamerveer.
- boventoon
Vrijwel elke muzikale klank bestaat uit meerdere tonen, te weten de grondtoon en een reeks boventonen. Tezamen worden deze de partiaaltonen of partialen genoemd. Bij de meeste muzikale klanken, zoals die van snaar of orgelpijp, is de toonhoogte identiek aan die van de grondtoon. Maar bij een klok is dat anders (zie slagtoon). - brats
Een kuiltje met scherpe hoeken in het klokoppervlak waarin soms een schilfer klokkenbrons boven dat oppervlak uitkomt,(afbeelding). - broeksysteem
Een bepaald type draadverbinding tussen toets en klepel. In principe bestaat deze uit een min of meer horizontaal lopende draad die van de klepel naar een vast punt van de toren loopt. De richting van de draad wordt zodanig gekozen, dat recht boven de bijbehorende toets een verticale draad aan de horizontale draad kan worden vast gemaakt. Het andere einde van die verticale draad wordt met de toets verbonden. Zodra de toets omlaag wordt gedrukt, zal de klepel naar de klok bewegen. De afbeelding geeft de meest eenvoudige broekverbinding. - buigtrilling
Een trilling waarbij het vlak midden door de wanddikte noch rekt noch krimpt, bijvoorbeeld bij een staaf waarvan, indien aangeslagen in het midden en derhalve een transversale trilling uitvoert, beurtelings de bovenkant krimpt en de onderkant rekt v.v. Halverwege ligt het middenvlak waarop tijdens het trillen de afstand tussen twee willekeurige punten ongewijzigd blijft. Het tegenovergestelde van een buigtrilling is een rektrilling. - buik
Plaats op het klokopppervlak waar de wand voor een bepaalde partiaal het sterkst trilt. Een plaats van rust heet knoop. - buisklok
Een buis als imitatie van een klok, in het bijzonder in een orkest. - buitenmal zie sjablone.